dossier private kwaliteitsborging
Naar aanleiding van het gepubliceerde rapport over de oorzaak van de instorting heeft minister Plasterk een aantal acties geïnitieerd.
- Gemeenten zijn verzocht bij vergunningverlening goed op het risico van de betreffende vloerconstructie te letten.
- Er wordt een informatiedocument opgesteld voor beoordeling van bestaande bouwwerken.
- NEN is gevraagd te bezien of toelichting op de toepasselijke NEN-norm verduidelijking behoeft.
- Gemeenten zijn verzocht een inventarisatie naar recent opgeleverde gebouwen uit te gaan voeren.
Conclusie is evident
De onderzoekers zijn tot de conclusie gekomen dat de instorting een bouwfout is. Dit was op de dag van de instorting uiteraard al bekend. Er waren geen destructieve krachten aan het werk – mens of natuur – waardoor een andere conclusie mogelijk zou kunnen zijn. De informatie uit het onderzoek is uiteraard van waarde en biedt aanknopingspunten voor meer grip op kwaliteit, hoe het beter kan.
Nu concrete acties?
Dat er een inventarisatie wordt opgetuigd, althans is aangekondigd, is wellicht onvoldoende doordacht. Het type constructie wordt al heel lang en op grote schaal toegepast. Het is standaard. BZK heeft in een persbericht aangegeven dat gemeenten is verzocht alle bestaande gebouwen te inventariseren waarbij de afgelopen jaren dit type constructie is toegepast. Minister Plasterk heeft het in zijn brief aan de Tweede Kamer over een beoordeling van recent opgeleverde risicovolle gebouwen. Hieruit moeten we opmaken dat tussen het persbericht van BZK en de brief aan de Tweede Kamer al het besef is aangegroeid dat alle bestaande bouwwerken die de afgelopen jaren zijn gerealiseerd met deze techniek, inventariseren en beoordelen, toch wel heel ambitieus is, of beter gezegd ondoenlijk. De brief van de minister laat onduidelijkheid bestaan over de scope van het onderzoek. Wat zijn risicovolle gebouwen?
Vergunningverlening
Bij vergunningverlening worden berekeningen en tekeningen door gemeenten getoetst op onder andere het voldoen aan de technische voorschriften. Een belangrijke check maar van beperkte waarde omdat het er natuurlijk om gaat hoe een bouwwerk daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Vanuit vergunningverlening is extra aandacht voor dit type constructie dan ook van weinig betekenis. Op papier zal het in de meeste gevallen prima op orde zijn.
Informatiedocument
Een informatiedocument voor beoordeling van bestaande bouwwerken kan relevant zijn als er de bereidheid is om ook daadwerkelijk controle te gelasten. Dit betekent inzet op meten, de opname van bestaande bouwwerken. Is die bereidheid er niet dan heeft het formuleren van zo’n document nagenoeg geen waarde.
Toezicht en handhaving
Het gemeentelijk toezicht heeft op dit moment geen mogelijkheden om het aantoonbaar voldoen in de praktijk als eis te stellen. Gemeenten hebben handhavingsinstrumentarium op grond van de Gemeentewet, Algemene wet bestuursrecht (Awb), Bouwbesluit, Woningwet, Bouwverordening, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob), (Indieningsvereisten) Regeling omgevingsrecht (Mor), Besluit omgevingsrecht (Bor), en misschien vergeet ik er nog één in dit rijtje. Hoe indrukwekkend het aantal wetten en besluiten ook is, bij toezicht en handhaving moeten gemeenten het doen met de controles die door gemeenten zelf worden uitgevoerd. In de praktijk zijn er de standaardmeldingen: start bouw; eerste paal; betonstort, en einde werk, momenten voor gemeenten van belang voor eventuele controle los van ad hoc controle. Het verwerken van vloerelementen en het storten van beton is veelal een bewerking die veelvuldig, over meerdere dagen, of dagelijks plaatsvindt. Daar kunnen gemeenten niet dagelijks bij aanwezig zijn.
Stappen maken met kwaliteitsborging
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) is in de Eerste Kamer gestrand. Het is blijkbaar teveel tegelijk met de nodige onzekerheden. Er is teveel in een soort last minute shopping in het karretje gegooid. Wil je echter vooruitkomen … met waarborgen dat bouwwerken aan de voorschriften voldoen, dan zul je als overheid nadere eisen moeten gaan stellen.
Het meest belangrijke bij bouwkwaliteit is veiligheid, de veiligheid tijdens het bouwen en de veiligheid vanaf het moment van ingebruikneming. Bij ingebruikneming betreft het de constructieve veiligheid en brandveiligheid.
Incidenten zoals een instorting vestigen kortstondig de aandacht op de noodzaak hier maatregelen voor te treffen. Structurele maatregelen, anders dan even extra aandacht, kun je alleen bereiken met nader te stellen eisen. Gebaseerd op de les met de Wkb is het dienstbaar niet teveel tegelijk te willen en haast te maken.
De meest voor de hand liggende benadering is te verlangen dat aantoonbaar is dat de constructieve veiligheid en brandveiligheid voldoet. Dat zit hem niet in certificering of een handtekening. Er moet bewijs zijn, foto’s, controles enz. Stel daar protocollen voor op. Daar heb je geen complex nieuw stelsel voor nodig. De minister kan dit bij Algemene maatregel van bestuur organiseren. De aannemer levert het bewijs, dat het bouwwerk op het gebied van constructieve veiligheid en brandveiligheid voldoet. Laat het de aannemer organiseren. Deze werkwijze is geen absolute garantie. Het biedt meer garantie en geeft inhoud aan de verantwoordelijkheid van de aannemer. Enkel aansprakelijkheid voor (verborgen) gebreken, het verbod te bouwen in strijd met de voorschriften en het verbod op ingebruikneming als niet is voldaan aan de voorschriften, is geen inhoudelijke taak voor de partij die een bouwwerk realiseert.
Ik maak even een notitie in de agenda om over een half jaar te kijken wat er daadwerkelijk terecht is gekomen van de geplande acties … en kom daar waarschijnlijk nog even op terug.
Wordt vervolgd!
Pieter Plass