dossier private kwaliteitsborging
De Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland vat het als volgt samen: “Als je de beantwoording leest is het duidelijk dat de kunstenaar geen commentaar duld op zijn werk, en er alles aan doet om het huidige wetsvoorstel met hand en tand te verdedigen.”
Ik ben het hier mee eens.
Het stelsel richt zich op controle van wat een aannemer/bouwer realiseert. In de beantwoording vinden we het woord “aannemer” 90 keer. In het wetsvoorstel 0 keer.
Voor de aannemer is er met betrekking tot kwaliteitsborging wettelijk geen rol of verplichting bedacht. Het gaat over hem maar hij hoeft wettelijk niets anders te doen. Zet dat af tegen een toch redelijk complex nieuw stelsel waarmee indirect kwaliteit moet worden geborgd. De Kamervragen richten zich op die complexiteit, hoe moet dit of dat gaan werken, is hier of daar wel goed naar gekeken enz.
De minister pareert die vragen. Hij zegt feitelijk “Het is goed zoals bedacht.” Het is in lijn met zijn visie dat er een managementstructuur en -organisatie moet komen, de overheid zich niet met inhoud gaat bemoeien. Het managen gebeurt met een soort certificering. De toelatingsorganisatie regelt toelating van systemen en partijen die dit werk gaan doen. “Laat de markt het inhoudelijk maar zelf bepalen.” Wat de aannemer doet moet hij zelf weten maar, als hij gepakt wordt omdat hij iets niet goed heeft gedaan dan is het straks wat lastiger voor hem. Hij draait daar voor op tenzij hij kan aantonen dat het niet aan hem ligt.
Ook hebben we nog veel losse eindjes, actiepunten die openstaan. Dit gaat dan met name over hetgeen bij algemene maatregel van bestuur, in regelingen en reglementen, moet worden ingekleurd. Omdat die zaken er niet zijn kun je er ook niets zinnigs over zeggen. Toch zijn al die aspecten van belang om een inschatting te kunnen maken over hoe het nieuwe stelsel waarschijnlijk gaat werken en of het goed is.
Er zijn de nodige vragen over het ‘voorkomen’. Het voorkomen van wildgroei, belangenverstrengeling, lastenverzwaring, meerwerk, dat het duur gaat worden, verschillen in toetsing, dubbelingen in taken enz. De vraag die niet is gesteld is: “Maken we met het nieuwe stelsel een stap vooruit in het voorkomen van fouten?” Wil je fouten voorkomen dan moet je toch bij de mensen zijn die de fouten maken. Dat is wat anders dan aangeven wat er gebeurt als er een fout wordt ontdekt in de verwachting dat je dan waarschijnlijk wel zelf gaat snappen dat het handig is de zaakjes beter te gaan regelen. Het zou vele malen effectiever zijn als de bouwer in de eerste plaats zelf aantoonbaar gaat maken dat het werk voldoet, bij voorkeur gebaseerd op een standaard, en dat we daar – in beperkte mate – op controleren. Dat is eenvoudiger, geeft meer duidelijkheid, regelt kwaliteitsborging direct, aan de bron.
Een ander puntje is de vraag “Hebben we het probleem wel helder?” Die vraag is overigens ook niet door onze Kamerleden gesteld. In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is natuurlijk het nodige over het waarom aangegeven. Toch stel ik de vraag. Ik weet, het is best tricky hier nu mee te komen. De oplossing voor een probleem bedenken, wat de minister heeft gedaan, en daar nu je mening over geven, als Kamer, kan alleen als je het probleem ook echt helder hebt. De kansen om hier verbeteringen in aan te brengen hebben een relatie met de praktijk. Buiten mijn nieuwe hobby, het schrijven over de wet Kwaliteitsborging, is mijn werk de praktijk, de praktijk van toezicht, kwaliteitsborging, aansprakelijkheidsvraagstukken, de zorg voor kwaliteit binnen de bouw. Ik heb me in me aanloop naar het wetsvoorstel vanuit de praktijk die ik ken, afgevraagd of de bedenkers van de wet wel voldoende tijd op de bouwplaats hebben doorgebracht en daar onderzoek voor dit specifieke doel hebben gedaan. Misschien is dit wel gebeurd hoor, ik weet het niet. Wellicht dat met de juiste kennis van knelpunten je de meeste kans maakt om de beste oplossingen te bedenken. Ik stel de vraag omdat niemand anders hem stelt en het in mijn ogen relevant is voor de keuzes die nu worden gemaakt in het wegen van het wetsvoorstel. We moeten niet een oplossing, we moeten als het even kan de best haalbare oplossing.
De beantwoording van de minister fileren acht ik minder dienstbaar.
Mijn indruk: gelet op de snelheid en ‘diepgang’ van de beantwoording is de kwestie politiek al beklonken. Ik kan het mis hebben.
Wordt vervolgd …
Pieter Plass