NOS, NRC, De Telegraaf en het AD maken melding van de problemen met vloeren van het overheidsgebouw aan de Turfmarkt te Den Haag.
Op 10 oktober 2017 heeft voormalig minister Plasterk, naar aanleiding van Kamervragen, aangegeven dat de vloeren van panden die het Rijk in eigendom heeft of beheert worden gecontroleerd. We zijn nu zes maanden verder. Het duurt even en ja, ook bij overheidsgebouwen worden nu problemen gesignaleerd.
Het achteraf beoordelen en eventueel repareren staat in contrast met het aan de bron, bij het maken, goed regelen.
De bouwpraktijk
Of een vloer gaat voldoen is voor een groot deel afhankelijk van de diverse bewerkingen op de bouwplaats. Dan moet je onder andere denken aan voorbewerkingen, oplegging, wapening, instortvoorzieningen, beton, weer, hulpconstructies, het schrikken van de vloer, de belasting na stort, nabewerkingen. Voor al die aspecten moet aandacht zijn, de zorg voor kwaliteit. Dat is iets waar de aannemer in de eerste plaats zelf over dient te waken. Dit gebeurt niet altijd even goed.
De huidige werkwijze is relevant voor de inzet op verbetering van bouwkwaliteit, hoe het beter kan en moet.
De aannemer heeft op dit moment wettelijk geen verplichting om het voldoen van een vloer, of bouwwerk als geheel, aantoonbaar te maken. Met de beoogde Wet kwaliteitsborging voor het bouwen verandert dit niet. De beoogde wet richt zich met name op het verbeteren van het toezicht. Daarnaast wordt de aannemer, met aanscherping van de aansprakelijkheid, indirect gestimuleerd om toch zelf meer en beter met kwaliteitsborging aan de slag te gaan.
Toezicht in welke vorm dan ook, ongeacht hoe goed je het optuigt, heeft altijd beperkingen. Je kunt niet op ieder bouwwerk bij iedere bewerking met toezicht ‘meekijken’ en controleren. Dat is onmogelijk. Slechts bij een relatief gering aantal werken gebeurt dit wel.
Het is dan ook zaak dat de aannemer er in de eerste plaats zelf voor zorgt dat de kwaliteit op orde is.
Over verantwoordelijkheden en het toezicht heeft minister Ollongren op 27 november 2017, naar aanleiding van Kamervragen, het volgende aangegeven:
“Ik ben van mening dat de bouwende partijen ervoor verantwoordelijk zijn dat een bouwwerk voldoet aan de wettelijke voorschriften op het terrein van de bouwkwaliteit. Deze verantwoordelijkheid moet niet worden verward met de rol van gemeente als bevoegd gezag. De gemeente houdt als bevoegd gezag toezicht op de naleving van het Bouwbesluit 2012, maar is niet verantwoordelijk voor de kwaliteit van het bouwwerk. Er kan op verschillende manieren toezicht worden gehouden. Sowieso is het een verantwoordelijkheid van bouwende partijen om hun eigen toezicht en kwaliteitscontroles te organiseren, mede met het oog op hun wettelijke aansprakelijkheid voor bouwfouten. Een aanscherping van het overheidstoezicht kan er toe leiden dat bouwers zich zelf minder verantwoordelijk voelen voor de bouwkwaliteit omdat zij zich achter de overheid kunnen ‘verschuilen’. Een verheldering van verantwoordelijkheden tussen bouwende partijen en bevoegd gezag kan bijdragen aan een verbetering van de bouwkwaliteit.”
Het woord “verantwoordelijkheid” wordt veelvuldig door de minister gebruikt.
Verantwoordelijkheid is de verplichting om ervoor te zorgen dat iets goed verloopt; een taak die zware plichten met zich meebrengt.
Het is bijzonder dat de mening van onze minister niet strookt met hoe het wettelijk is geregeld of het voornemen hier met de beoogde wet iets aan te veranderen.
Voor eind april laat onze minister weten hoe het verder gaat met de beoogde wet.