dossier private kwaliteitsborging
De inzet bij private kwaliteitsborging mag inmiddels helder zijn: de bouw wordt aangespoord om de kwaliteit op een hoger niveau te brengen, het kan beter en het moet ook beter. Om dit voor elkaar te krijgen is er een wet ontworpen die binnenkort voor behandeling richting Tweede Kamer gaat.
Het nieuwe stelsel in een notendop
Aantoonbaarheid is de hoeksteen van de wet. Een bouwwerk moet aantoonbaar aan de wettelijke regels voldoen. De wetgever heeft er voor gekozen de vergunninghouder deze verplichting op te gaan leggen. Dat mag hij niet zelf doen. Hij moet een deskundig kwaliteitsborger het werk laten beoordelen. Ook mag die beoordeling niet uit de losse pols. Er moet een goedgekeurde werkwijze worden gehanteerd, een instrument voor kwaliteitsborging. Een toelatingsorganisatie – onder toezicht van het ministerie – bekijkt straks of het systeem wel deugt en zal de fine tuning binnen het stelsel gaan verzorgen. Kwaliteitsborgers en instrumenten worden publiek gelijst. Hiermee wordt het eenvoudig om een kwaliteitsborger te selecteren. Al met al zijn er heel wat componenten, allen noodzakelijk, om er voor te zorgen dat het nieuwe stelsel ook gaat functioneren.
Resultaatverplichting
Het voldoen aan de wet is absoluut. Er is geen tussenweg, bijna goed bestaat niet. Het voldoet of het voldoet niet. We hebben het niet over verbeterde bouwkwaliteit of de inspanning om beter bezig te zijn met kwaliteit. Het voldoen aan de bouwvoorschriften is een resultaatverplichting: aantoonbaar moet hier aan worden voldaan.
Vertrouwen is de uitkomst van controle
Het meest kenmerkende element van kwaliteitsborging is controle: hoe wordt wat, wanneer door wie op welke wijze gecontroleerd? Ja, dat is een hele zin! Oh ja, het moet ook nog eens transparant en reproduceerbaar zijn. Hierbij telt ieder onderdeel. Hoe goed het controlemechanisme functioneert bepaalt of we er op kunnen vertrouwen dat hetgeen wordt gebouwd ook voldoet. In dit proces is zelfcontrole van belang. Met zelfcontrole ga je bewuster kijken naar je product of dienst, zorg je dat het op orde is en kom je tot verbeteringen. Echter, zelfcontrole heeft beperkingen. Het gaat dan ook verder. Controle door een partij die geen direct belang heeft bij wat wordt gerealiseerd geeft een hogere mate van vertrouwen. Met controle door een onafhankelijk partij is het vertrouwen het grootst. Dat is dan ook het best haalbare. De meest efficiënte vorm van controle is die waarbij zelfcontrole en onafhankelijke controle op elkaar zijn afgestemd. Deze vorm ontstaat nu ook meer. Bouwers worden geprikkeld betere, aantoonbare kwaliteit te leveren. Dit sluit mooi aan op het vereiste werk van een onafhankelijk kwaliteitsborger.
Ruis moet weg
Er komt een wet en dan moet ook klip en klaar zijn wat er van iedereen wordt verwacht.
Onafhankelijke deskundigen, de kwaliteitsborgers, verifiëren dat het werk voldoet.
Gaan we afdingen op onafhankelijke verifieerbaarheid of de deskundigheid en wordt het straks mogelijk hier anders mee om te gaan, dan komen we op het terrein van sluwheid, het heiligdom van onbekwaamheid.
Gaat u het internet op dan zult u zien dat er verschillend wordt gedacht over de noodzaak van onafhankelijkheid, de verifieerbaarheid en misschien ook wel de deskundigheid. Hierbij wordt het verband gelegd met wie opdraait voor fouten. Dit speelt bijvoorbeeld bij de waarborginstellingen. De aangesloten bouwer betaalt straks automatisch voor ‘onafhankelijke’ kwaliteitsborging. Dit wordt onderdeel van de geboden garantie. Kwaliteitsborging wordt ‘in house’ of met behulp van bedrijven verbonden aan de waarborginstelling geregeld. Is het wel in de haak als die kwaliteitsborger, die feitelijk door de bouwer wordt betaald, niet volledig onafhankelijk is? Nee dat is niet in de haak. Of, Gaat het er enkel om dat de waarborginstelling opdraait voor de kosten van fouten? Ook deze gedachtelijn is natuurlijk principieel fout.
We hebben belang bij een systeem ter voorkoming van fouten en niet een systeem wat onnodig ruimte biedt voor het laten ontstaan van fouten als iemand vervolgens maar betaalt. Gaan we die toer op dan is het handiger kwaliteitsborging te schrappen en het verzekeren als verplichting op te nemen. Doet iemand dan toch wat aan kwaliteitsborging, misschien omdat de verzekering dit wil, dan is dit leuk meegenomen.
Belangrijker is hoe het zit met de aantoonbaarheid en de rol van een niet volledig onafhankelijk kwaliteitsborger? Gaat die fouten constateren om de rekening hiervoor bij zijn baas in te dienen? Natuurlijk, hoe meer hoe beter want daar zal die baas blij van worden, toch? Ik denk het niet. Of geldt het piepsysteem? Het maakt allemaal niet uit, als iemand na oplevering piept hebben we het niet over de rol van kwaliteitsborging en hoe het zit met onafhankelijkheid, als het maar wordt betaald. Daar moet je heel veel vraagtekens bij zetten. Ben je duidelijk over de vereiste onafhankelijkheid dan heb je die vraagtekens niet. Hier helder over zijn ligt uiteraard op de weg van de overheid. Neem ruis weg en voorkom kronkels.
Resumerend
De kwaliteit van kwaliteitsborging is het voldoen aan de eisen die vooraf zijn gesteld. De eisen voor kwaliteitsborging worden bij wet aangegeven en daar heb je aan te voldoen. De wetgever bepaalt hiermee de kwaliteit van kwaliteitsborging.
Wordt er ruimte geboden voor vreemde kronkels dan zal de betrouwbaarheid van het nieuwe stelsel en daarmee ook de grip op bouwkwaliteit te wensen overlaten.
Het nieuwe stelsel moet nu juist het vertrouwen geven dat bouwwerken aan de bouwvoorschriften voldoen, niet het bijna vertrouwen, het bijna voldoen, of we bieden op voorhand al ruimte voor fouten als die straks maar worden betaald.
Met de inzet op het best haalbare is het zaak onduidelijkheid weg te nemen en te focussen op de meeste waardevolle invulling.
Pieter Plass