Eisen kwaliteitsborgers 2.1

< Terug naar blogoverzicht

dossier dossier private kwaliteitsborging

Het ontwerpbesluit kwaliteitsborging voor het bouwen omschrijft de eisen die aan kwaliteitsborgers worden gesteld, de eisen die gaan gelden voor wie wettelijke kwaliteitsborging gaat uitvoeren.

De opzet is dat instrumentaanbieders eisen aan kwaliteitsborgers gaan stellen. Dit betreft eisen met betrekking tot de benodigde kennis, opleiding, de genoten ervaring en hoe het kennis- en opleidingsniveau actueel moet worden gehouden. Een en ander heeft betrekking op 7 aandachtsgebieden:

a. het opstellen van risicobeoordelingen op het terrein van de voorschriften, bedoeld in de hoofdstukken 2 tot en met 6;

b. de algemene coördinatie ten aanzien van de kwaliteitsborging;

c. constructieve veiligheid;

d. brandveiligheid;

e. bouwfysica;

f. installaties, en

g. toezicht op de bouw

Enkel met de wijze waarop de eisen in het ontwerpbesluit zijn verwoord kunt u als kwaliteitsborger nog niet veel.

De limitatieve opsomming van de aandachtsgebieden, de aspecten waar de kennis, opleiding en ervaring op ziet, sluit niet volledig aan op de tekst van de Wet kwaliteitsborging. De Wet kwaliteitsborging bepaalt immers dat een kwaliteitsborger met een toegelaten instrument gaat beoordelen of het bouwen van een bouwwerk aan de voorschriften voldoet. Of de vereiste kennis en kunde met betrekking tot de in het ontwerpbesluit benoemde aandachtsgebieden de lading dekt valt te bezien.

De nota van toelichting op het ontwerpbesluit geeft de doorkijk naar regels die aanvullend, bij ministeriële regeling, worden bepaald.

De relevante tekst uit de toelichting:

“De kwaliteitsborger hoeft niet zelf aan alle opleidingseisen en benodigde ervaring te voldoen. Het gaat erom dat de personen die de feitelijke werkzaamheden verrichten voor een kwaliteitsborger, aan die eisen voldoen. Een kwaliteitsborger kan hiervoor personen inhuren. Wel zal een kwaliteitsborger inzichtelijk moeten maken in zijn administratie dat de betreffende personen voldoen aan de gestelde eisen. Zie hierover ook de toelichting bij artikel 1.40. Ook blijft hij eindverantwoordelijk en kan hij aangesproken worden voor de fouten van deze personen. Bij gevolgklasse 1 zal het zo zijn dat een kwaliteitsborger meestal zelf kan voldoen aan de eisen die gelden voor de meerdere deelgebieden. Een instrumentaanbieder kan de eisen aan de opleiding en ervaring in het instrument voor kwaliteitsborging vertalen naar concrete eisen door specifieke opleidingen en trainingen te benoemen.

Bij ministeriële regeling zijn voor de genoemde deelgebieden nadere eisen gesteld aan de opleiding en ervaring van bij de kwaliteitsborger werkzame personen. Dit geldt ook voor de wijze waarop het kennisniveau van kwaliteitsborger actueel wordt gehouden. Vooralsnog betreffen dit eisen voor gevolgklasse 1. Deze eisen zijn gebaseerd op de Kwaliteitscriteria 2.1 die in het kader van de Wet VTH zijn opgesteld. De eisen komen hiermee overeen met de eisen die op grond van de Modelverordening VTH10 – opgesteld door IPO en de VNG – worden gesteld aan het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht bij de uitvoering van zijn taken. Bij inwerkingtreding van het stelsel voor hogere gevolgklassen zullen zo nodig extra eisen voor die hogere gevolgklassen worden gesteld. Ook hier gaat het om minimumeisen. Het staat een instrumentaanbieder vrij om hogere eisen te stellen of om eisen te formuleren voor aanvullende specifieke deelgebieden. In het kader van de proportionaliteit worden aan instrumenten voor kwaliteitsborging die gericht zijn op specifieke bouwwerken, geen eisen gesteld die niet relevant zijn voor die bouwwerken. Bijvoorbeeld bij een instrument voor kwaliteitsborging gericht op fiets- en voetgangersbruggen zal logischerwijs geen kennis inzake de bouwfysica nodig zijn.”

Voor zover nu bekend dient een kwaliteitsborger gevolgklasse 1 aan de (deel)eisen ‘Kwaliteitscriteria 2.1’ te voldoen. Doet hij het werk niet (helemaal) zelf dan dienen de personen die hij inhuurt voor de feitelijke werkzaamheden hier aan te voldoen. Komt u niet uit de BWT-sector dan moet u weten dat ‘Kwaliteitscriteria 2.1’ betrekking heeft op Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) krachtens de Wabo. E.e.a. bestaat al een tijdje. Het VTH-stelsel is op 14 april 2016, met inwerkingtreding van de wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH), wettelijk verankerd.

Per saldo zijn er in het ontwerpbesluit geen specifieke eisen met betrekking tot kennis en kunde bepaald. Het zit min of meer verpakt in hetgeen nu voor gemeenten geldt waarbij het aan instrumentaanbieders is te beoordelen of u als kwaliteitsborger hieraan voldoet.

Het is dan ook zaak in rap tempo met ‘Kwaliteitscriteria 2.1’ aan de slag te gaan.

Ik ben van mening dat de wetgever zich er makkelijk vanaf heeft gemaakt. Wettelijke kwaliteitsborging door marktpartijen uit te voeren wordt een aparte tak van sport. Het zou dan ook dienstbaar zijn de eisen als zodanig toegespitst op deze nieuwe ‘sport’ te formuleren. Het is nu een zoekplaatje en wachten op wat eventueel later nog aanvullend bij ministeriële regeling wordt bepaald.

Een ander belangrijk aspect is dat een kwaliteitsborger in mijn ogen onafhankelijk van een specifiek instrument aan de wettelijke eisen voor dit type werk moet kunnen voldoen. In de huidige opzet is een instrumentaanbieder beoordelaar. Instrumentaanbieder A kan bepalen dat je als kwaliteitsborger wel aan de wettelijke eisen voldoet. Instrumentaanbieder B kan bepalen dat het niet zo is … nog even los van instrumentspecifieke eisen. Dat is best vreemd. Om het beeldend weer te geven:

Jouw rijbewijs is voorwaardelijk, of je met een auto de weg op mag is ter beoordeling van de garage die je een auto ter beschikking stelt.

Lees de volledige tekst van het ontwerpbesluit kwaliteitsborging voor het bouwen.

Pieter Plass

Deze website gebruikt analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden.

Accepteren