dossier private kwaliteitsborging
Op 16 mei jl. heeft minister Plasterk vragen van de Eerste Kamer over het wetsvoorstel kwaliteitsborging voor het bouwen beantwoord.
De minister is helder en uitvoerig.
Een paar zaken vallen mij op. De eerdere behandeling in de Tweede Kamer heeft een aantal amendementen opgeleverd. Met name de nieuwe aspecten overdrachtsdossier en risicobeoordeling, aspecten waar onder andere gemeenten iets mee moeten, zijn aanleiding om nog eens goed te kijken naar wie wat nu moet gaan doen als gevolg van de amendementen. Krijgen gemeenten er nieuwe taken met betrekking tot kwaliteitsborging bij? Hoe zit het met de dossiervereisten?
Het wetsvoorstel in eerste aanleg heeft voor de aannemer geen inhoudelijke verplichtingen met betrekking tot kwaliteitsborging. Hij kan er voor kiezen helemaal niets aan kwaliteitsborging te doen. Of dat verstandig is, gelet op de gewijzigde aansprakelijkheid, is aan de aannemer zelf.
Met het amendement overdrachtsdossier is het de bedoeling dat de aannemer wel een inhoudelijke verplichting met betrekking tot kwaliteitsborging krijgt, hij moet aantonen dat aan de wettelijke regels en prestatie-eisen is voldaan.
Diverse fracties vragen de minister te bevestigen dat de aangenomen amendementen voluit zullen worden opgenomen en uitgewerkt. De minister heeft dit in zijn beantwoording bevestigd met de toevoeging dat hij hierbij tevens zijn interpretatie zoals verwoord tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zal aanhouden. Per saldo wordt er iets aan gesleuteld en mag de politiek daar in de finale ronde nog wat van vinden. Belangrijk is wat het, met de informatie van dit moment, waarschijnlijk gaat worden.
Risicobeoordeling
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning moet een risicobeoordeling worden opgenomen. Het doel is bevoegd gezag een betere informatiepositie gericht op handhaving te bieden. Het is een procedurevereiste. De risicobeoordeling wordt niet inhoudelijk door de gemeente getoetst. Hiermee is duidelijk dat de gemeente zich, op dit punt, niet met inhoudelijke werkzaamheden van kwaliteitsborging zal gaan bemoeien.
Dossierplicht
Bij gereedmelding van het bouwwerk dient de vergunninghouder een dossier aan de gemeente (bevoegd gezag) te overleggen. In artikel 1.52 van het ontwerpbesluit zijn de vereisten bepaald. Zie ook 8.2 van de nota van toelichting op het ontwerpbesluit. De gemeente heeft de bevoegdheid om binnen 10 werkdagen na ontvangst van de gereedmelding te beslissen of het dossier volledig is en het bouwwerk in gebruik mag worden genomen. De gemeente beoordeelt enkel de volledigheid, het dossier wordt niet nog eens inhoudelijk getoetst. Voor gemeenten betreft het dan ook enkel een administratieve taak: heb ik alles.
Voor de aannemer is er tevens een wettelijke dossierplicht om voorafgaand aan de oplevering aan de opdrachtgever een dossier ter beschikking te stellen. Dit dossier bevat een consumentendeel met gegevens en bescheiden die volledig inzicht geven in de nakoming van de overeenkomst door de aannemer en de uitgevoerde werkzaamheden. De eisen voor dit deel zijn omschreven in (het nieuwe) artikel 757a van het Burgerlijk Wetboek:
“Het dossier bevat gegevens en bescheiden die volledig inzicht geven in de nakoming van de overeenkomst door de aannemer en de te dien aanzien uitgevoerde werkzaamheden en bevat in ieder geval:
a. tekeningen en berekeningen betreffende het tot stand gebrachte bouwwerk en de bijbehorende installaties, en een beschrijving van de toegepaste materialen en installaties, alsmede de gebruiksfuncties van het bouwwerk;
b. gegevens en bescheiden die nodig zijn voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk.”
In de memorie van antwoord geeft de minister aan dat in de toelichting (bij het amendement) is opgenomen dat het consumentendossier tevens bestaat uit “Een opleveringsdeel waarin de aannemer verklaart en aantoont dat hij aan de wettelijke regels en prestatie-eisen heeft voldaan (het deel met publieke verplichtingen)”. Deze verplichting is echter vooralsnog niet in het gewijzigde voorstel van wet of het ontwerpbesluit opgenomen. Hiermee is er, naar mijn mening, vooralsnog geen wettelijke eis voorzien voor dat deel van het amendement: dat de aannemer verklaart en aantoont dat hij aan de wettelijke regels en prestatie-eisen heeft voldaan. Hiermee geldt voor het consumentendeel vooralsnog enkel hetgeen in artikel 757a Burgerlijk Wetboek wordt bepaald.
Mogelijk valt dit onder de interpretatie van de minister of wordt de eis nog in het wetsvoorstel verwerkt. Gebeurt dit niet dan is er voor de aannemer wettelijk gezien geen inhoudelijke verantwoordelijkheid voor het aantoonbaar voldoen aan de voorschriften.
Er komt nog een ministeriële regeling. De Eerste en Tweede Kamer komen hier echter niet aan te pas.
Op 23 mei 2017 wordt het wetsvoorstel nader in de Eerst Kamer behandeld.
Pieter Plass