Reproduceerbaarheid: wie kan hier aan voldoen?

< Terug naar blogoverzicht

dossier dossier private kwaliteitsborging

Een belangrijk uitgangspunt voor de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is dat de werkzaamheden reproduceerbaar en transparant moeten zijn. We hebben het hier over een twee-eenheid: je kunt geen reproduceerbaarheid aantonen zonder transparantie.

Het vertrekpunt is dat een instrument voor kwaliteitsborging beschrijft op welke wijze de werkzaamheden in het kader van kwaliteitsborging moeten worden uitgevoerd zodat het gerechtvaardigd vertrouwen ontstaat dat het bouwen van het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische voorschriften.

Om dit te bereiken worden de minimale eisen voor kwaliteitsborging voorgeschreven. Er moet een inspectieplan worden opgesteld, aard en omvang van het controlewerk moet zijn omschreven, wie daarvoor verantwoordelijk is, de bouwwerkzaamheden en eventueel vereiste aanpassingen. Maatgevend voor het inspectieplan is de beoordeling van risico’s met betrekking tot uit te voeren bouwwerkzaamheden. Vanuit de risico’s moet de wijze voor integrale beoordeling van het plan zijn aangegeven maar ook de samenhang tussen de verschillende onderdelen in ontwerp en uitvoering. Daarnaast zijn er eisen die zien op de gegevens- informatieverstrekking en helderheid over wie waar voor verantwoordelijk is.

Met een instrument worden deze aspecten tot een goedgekeurde werkmethode gebracht. Dit is dan ook de manier om invulling te geven aan kwaliteitsborging en voldoende zekerheid te bieden dat het werk aan de voorschriften voldoet.

In de opbouw van eisen begint het met reproduceerbaarheid en transparantie. Dit is natuurlijk niet voor niets.

Reproduceerbaarheid is het steeds opnieuw kunnen bereiken van hetzelfde resultaat wanneer een beschreven procedure wordt uitgevoerd. In praktische zin: als je iets op dezelfde beschreven wijze uitvoert moet de uitkomst hetzelfde zijn.

Voor reproduceerbaarheid moet aan twee kenmerken zijn voldaan: het proces moet herhaalbaar zijn; het resultaat moet hetzelfde zijn. Kun je het proces niet op dezelfde manier herhalen maar heb je wel hetzelfde resultaat is geen sprake van reproduceerbaarheid. Kun je het proces wel op dezelfde manier herhalen maar is het resultaat anders is eveneens geen sprake van reproduceerbaarheid.

Als er de mogelijkheid bestaat dat het proces van de uitgevoerde kwaliteitsborging op verschillende manieren kan worden doorlopen, ongeacht de uitkomst, staat per definitie vast dat er geen sprake van reproduceerbaarheid is.

Reproduceerbaar is niet enkel achteraf laten zien wat er aan kwaliteitsborging is gedaan. De te volgen methodiek, het proces, is leidend. Dit volgt uit de goedkeuring van een instrument gebaseerd op de beschrijving van het proces. De kwaliteitsborger moet zich aan dit proces houden! Wanneer het proces je de mogelijkheid biedt om zelf te bepalen wat je wel of niet doet is het een vrije invulling. Bij een vrije invulling is geen sprake van reproduceerbaarheid.

Het mag duidelijk zijn dat vrije invullingen subjectief zijn en geen garantie bieden op volledigheid. Objectiviteit en volledigheid worden nu juist verankerd in het instrument door middel van de beschrijving van de werkwijze, het te volgen proces.

Kenmerkende eigenschap van kwaliteitsborging met risico gestuurde managementsystemen is dat een individu, gebaseerd op aandachtsgebieden, gaat bepalen wat de risico’s van een specifiek werk zijn en vervolgens, gebaseerd op die bevindingen, mag en kan bepalen wat er op welke wijze met welke intensiteit moet worden gecontroleerd. Omdat het een inschatting is afhankelijk van het individu kan een dergelijk systeem geen garantie bieden dat de wijze waarop het proces voor een specifiek werk wordt doorlopen keer op keer hetzelfde is. Kwaliteitsborger A kan tot een andere inschatting van risico’s met bijbehorende beheersmaatregelen en toepassing hiervan komen dan kwaliteitsborger B of C. Wellicht komen de stappen op hoofdlijnen overeen, binnen het proces is het mogelijk verschillende wegen te bewandelen.

Dit leidt tot de conclusie dat dergelijke systemen niet geschikt zijn voor werking onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.

We weten dat er momenteel diverse managementsystemen als kansrijk zijn aangemerkt voor kwaliteitsborging. Hoe is dit te rijmen met de feitelijke uitleg en toepassing van het criterium ‘reproduceerbaarheid’?

Het korte antwoord is “Niet”. De langere versie samengevat “Bij strikte toepassing van het criterium blijven er bar weinig instrumenten over dus hebben we het waarschijnlijk over een meer open interpretatie van wat als reproduceerbaar moet worden gezien”.

We gaan nu naar wet. Hiermee is het criterium wat het is en daar heb je aan te voldoen.

De vraag is dan ook hoe de toelatingsorganisatie hier straks mee omgaat? Als dit criterium voor meerdere uitleg vatbaar is wat zegt dit dan over het voldoen aan overige eisen? Zijn die eveneens plooibaar en ter nadere invulling? Krijgen we straks instrumenten die hier wel aan voldoen naast  instrumenten die hier niet aan voldoen? Dan wordt het appels met peren.

Het mag duidelijk zijn dat je een proces alleen kunt herhalen als het dusdanig is gestandaardiseerd dat er geen mogelijkheid is voor eigen interpretatie waar verschillende, afwijkende keuzes en invullingen uit kunnen volgen.

Wellicht onbedoeld leidt het criterium ‘reproduceerbaarheid’ tot de eis dat het proces van kwaliteitsborging op uitvoeringsniveau gestandaardiseerd moet zijn.

Dit kan ook heel goed. Risico’s volgen uit het type bouw en de functie(s). Hieruit volgen de controleaspecten: wat je op welke wijze dient te controleren. Onderdeel van de standaard is hoe je de controle uitvoert, het waardeoordeel vastlegt, motiveert en bewijs toevoegt.

Pieter Plass

Deze website gebruikt analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden.

Accepteren