dossier private kwaliteitsborging
Ruimere opdrachten kwaliteitsborging zijn volgens minister Plasterk mogelijk en zelfs wenselijk.
Naar aanleiding van Kamervragen heeft minister Plasterk die rek min of meer gedefinieerd. Het betreft in ieder geval het bewaken van het nakomen van contractuele afspraken maar ook het bewaken van goed en deugdelijk werk, twee extra taken in combinatie met wettelijke kwaliteitsborging. Volgens de minister dragen opdrachten waarin al deze aspecten worden meegenomen bij aan de integrale beoordeling van bouwkwaliteit. Ook is de minister van mening dat de meerkosten ten opzichte van de uitvoering van alleen wettelijke kwaliteitsborgingstaken op deze wijze beperkt blijven, iets wat in zijn ogen in het belang van de bouwconsument is.
Als ondernemer druk met kwaliteitsborging, toezicht, bouwbegeleiding ben ik blij met het stukje rek.
Kijk ik verder dan het directe (eigen) belang dan is die rek verre van optimaal en in strijd met het fundamentele uitgangspunt van vereiste onafhankelijkheid bij wettelijke kwaliteitsborging. Een ruimere opdracht staat gelijk aan een belang, een bepaalde mate van afhankelijkheid gebaseerd op het dienen van de belangen van de opdrachtgever.
Argumentatie minister
Een ruime opdracht voor kwaliteitsborging, naar meer zaken op het gebied van kwaliteit kijken, is een meer integrale beoordeling. Dat is feitelijk juist! Het zegt echter niets over de wenselijkheid en risico’s. Het tweede argument, dat het goedkoper is om verschillende controleaspecten bij de kwaliteitsborger onder te brengen is lastig te duiden. Wat de stelselwijziging kost en mogelijk op gaat leveren is becijferd. Dit is echter koffiedik kijken. Buiten dat zijn er vijf voor twaalf nog de nodige amendementen aangenomen met de nodige extra taken die nog niet zijn afgeprijsd. Financiële winst voor de bouwconsument, zaken zo efficiënt mogelijk organiseren, is naar mijn mening al lang uit beeld.
Voor wie werkt de kwaliteitsborger?
Wordt nakoming contract plus goed en deugdelijk werk ook direct meegenomen in de opdracht dan vertegenwoordigt de kwaliteitsborger in de eerste plaats de belangen van de opdrachtgever, zijn of haar opdrachtgever wel te verstaan. Dit is veelal niet de toekomstige eigenaar / gebruiker, de consument. Het belang van de opdrachtgever is niet één op één het belang van de consument!
Vanuit de contractuele gebondenheid met de opdrachtgever moet de kwaliteitsborger meebewegen. Dit heeft een eigen dynamiek met een bepaalde mate van afhankelijkheid. Het gaat over kwaliteit maar ook altijd over geld en tijd. Het gaat over belangen waar de kwaliteitsborger, voor het deel wettelijke controle, eigenlijk niet bij betrokken zou moeten zijn. Met ruimere opdrachten neemt de kans toe dat een opdrachtgever invloed heeft op het oordeel van een kwaliteitsborger of een bouwwerk aan de voorschriften voldoet. Werkzaamheden uitvoeren zoals de opdrachtgever het wenst, daar in meebewegen, en wettelijke kwaliteitsborging uitvoeren, gebaseerd op onafhankelijkheid, is dan ook lastig te verenigen.
Kun je onafhankelijk vaststellen dat aan de voorschriften is voldaan als je tegelijkertijd het projectbelang, het belang van jouw opdrachtgever, dient?
Moet niet worden uitgesloten dat een opdrachtgever invloed kan uitoefenen op de wijze waarop wettelijke kwaliteitsborging wordt uitgevoerd? Die invloed is er als de opdrachtgever meer werk te vergeven heeft.
Verschillende (bouw)contractvormen hebben consequenties: wie voor welke partij op welke wijze met welke belangen over de kwaliteit waakt. Dat maakt het allemaal nog een stuk complexer bij een combi met wettelijke kwaliteitsborging.
Politieke besluitvorming
Er is de afgelopen dagen veel te doen over de brand in de Londense Grenfell-flat. Het roept de nodige vragen op. Zijn we wel op de juiste weg met privatisering van gemeentelijk toezicht? Pieter van Vollenhoven omschrijft het als volgt: “We leven in een tijd van zelfregulering, we laten het aan de sector zelf over. Maar de overheid is verantwoordelijk, en die trekt zich juist terug.” Het tegengeluid is dat de bouwwereld de eigen verantwoordelijkheid niet waarmaakt en het juist daarom nodig is om door te pakken met de beoogde wet.
Het wetsvoorstel is door de Tweede Kamer aangenomen. Hiermee is de vraag of privatisering van gemeentelijk toezicht wel wenselijk is eigenlijk niet meer relevant … het is een gepasseerd station. Onze volksvertegenwoordiging vindt het een prima idee. Het is nu dan ook zaak de kaders zo helder mogelijk te krijgen, duidelijk zijn over wat wel en wat niet met private kwaliteitsborging kan.
Op 4 juli 2017 is de plenaire behandeling in de Eerste Kamer. Op 11 juli 2017 wordt er gestemd.
Pieter Plass