dossier private kwaliteitsborging
We leven voor nu even in september 2018 en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is inmiddels driekwart jaar van kracht, reden genoeg te kijken hoe het loopt.
Is er nu voldoende zekerheid dat bouwwerken aan de voorschriften voldoen?
Private kwaliteitsborging geldt op dit moment alleen nog voor gevolgklasse 1, voornamelijk woningbouw. Voor bouwers die onder het Keurmerk GarantieWoning bouwen, en dan hebben we het over zo’n 85%, wordt de kwaliteitsbewaking primair door de bouwers zelf uitgevoerd. Waarborginstellingen bewaken een en ander en staan garant voor eventuele gebreken na oplevering. De werkwijze is niet substantieel anders dan voor invoering wet. Wel heeft kwaliteitsborging voor dit segment een formeel karakter gekregen. De vereiste dossiervorming maakt dat diverse essentiële zaken worden vastgelegd. Er is echter geen sprake van onafhankelijke toetsing. Hiermee kan vooralsnog niet feitelijk worden vastgesteld of de woningen die onder het Keurmerk GarantieWoning worden gebouwd voldoen.
Een constatering is dat kwaliteitsborging ten behoeve van overige bouwwerken binnen gevolgklasse 1 nog onvoldoende specifiek wordt uitgevoerd. Aanbieders van instrumenten hebben zich blijkbaar gefocust op de woningbouw waardoor er geen specifieke instrumenten voor andere soorten bouwwerken zijn ontwikkeld. Hierdoor kan het voorkomen dat er een relatief zwaar instrument, met bijbehorende kosten, wordt ingezet daar waar het niet nodig is, of er feitelijk geen passend instrument is.
Handhavend optreden door gemeenten is substantieel afgenomen in een vergelijk met de periode voor invoering wet. Gemeenten zijn nu afhankelijk van private partijen voor het melden van zaken waarbij handhavend moet worden opgetreden. Die meldingen blijven echter uit. Dit wil nog niet zeggen dat alles keurig volgens het boekje gaat. De afname naar ‘nagenoeg niets’ roept vragen op en moet nader worden onderzocht.
De samenwerking tussen gemeenten en private partijen loopt stroef. Een woordvoerder van een gemeente omschrijft het als volgt: “Ondanks de lange aanloop van de stelselwijziging waren we totaal niet voorbereid. Als gemeente waren we vooral aan het wachten en reorganiseren. In een beperkt aantal gemeenten is een paar jaar terug wat geëxperimenteerd. Pilots zijn min of meer in 2016 gestopt toen de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland uit de stuurgroep kwaliteitsborging is gestapt. De bereidheid van onze 400 gemeenten om nog pilots te draaien was toen ongeveer nul. Dat daar niets mee is gedaan maakt dat we nu moeten ontdekken wat private kwaliteitsborging voor ons betekent. Ook is van te voren blijkbaar niet echt nagedacht over het managen van informatie. Daar zijn we nu vooral druk mee.”
Consumentenorganisaties constateren dat er nu meer zaken over gebreken worden gevoerd. Het Burgerlijk Wetboek biedt bouwconsumenten nu immers meer mogelijkheden om gebreken na oplevering op bouwers te verhalen. Consumentenorganisaties vragen zich echter af hoe het toch kan dat er nog steeds zoveel gebreken aan het licht komen en, het aantal geeft te denken over wat allemaal niet wordt ontdekt. Consumentenorganisaties onderzoeken de toename.
Uit zaken die met tussenkomst van de rechter worden beslecht valt op te maken dat de bouw het nog lang niet eens is over wat bouwkwaliteit precies is en hoe je aantoonbaar aan de wet voldoet. Er is geen standaard voor kwaliteitsborging wat het lastig maakt.
Diverse bouwers is gevraagd of het nieuwe stelsel faalkosten voorkomt. Hier wordt wisselend op geantwoord. Er zijn bouwers die concreet kunnen aangeven dat de aandacht voor kwaliteit fouten voorkomt. Er zijn ook bouwers die aangeven dat faalkosten bijna niet te voorkomen zijn en het er meer om gaat hoe je problemen oplost. Ook wordt vaker gemeld dat fouten ontstaan doordat andere partijen steken laten vallen.
Ondertussen is veel aandacht voor opleidingen, trainingen, certificering om er voor te zorgen dat bouwers en kwaliteitsborgers over de juiste actuele kennis beschikken.
Diverse partijen hebben vragen gesteld over de werking en controle op het stelsel. Dit betreft onder andere vragen over de onafhankelijkheid, de geboden ruimte voor prijsvechters en de werking van de toelatingsorganisatie voor instrumenten. Een effect van marktwerking is dat er veelal wordt gekozen op prijs: kwaliteitsborging moet wettelijk maar dan vaak wel zo goedkoop mogelijk. Vraag is dan ook of de kwaliteit van kwaliteitsborging wel voldoet?
Commissie Klaver onderzoekt momenteel de werking van het nieuwe stelsel.
De minder wenselijke dingen gaan natuurlijk niet gebeuren! Of misschien toch wel?
Het is aan de overheid het zo te organiseren dat wij straks een optimaal functionerend stelsel krijgen. Om dat voor elkaar te krijgen moeten er nog de nodige puntjes op de ‘i’ worden gezet om te voorkomen dat de wet straks een blok aan het been is.
Pieter Plass