dossier private kwaliteitsborging
Het tijdig inschakelen van een kwaliteitsborger wordt een vereiste. De wet gaat echter niet voorschrijven dat een bepaalde partij dit moet organiseren.
Wie de vergunning voor het bouwen aanvraagt en, indien verleend, de vergunninghouder is, heeft een direct belang. Dit volgt uit de verplichting dat de vergunninghouder bij de gereedmelding van een bouwwerk, ten minste 10 werkdagen voor het feitelijk in gebruik nemen, aan bevoegd gezag de verklaring van de kwaliteitsborger dient te overleggen dat het bouwwerk aan de bouwtechnische voorschriften voldoet.
Het tijdig inschakelen betekent in de praktijk dat een kwaliteitsborger nog voor de vergunningaanvraag al in beeld moet zijn. Bij de aanvraag moet immers een risicobeoordeling worden overgelegd. De risicobeoordeling is gerelateerd aan een borgingsplan waarin is beschreven hoe kwaliteitsborging invulling krijgt.
Voor het verkrijgen van de vergunning en het in gebruik mogen nemen van het gerealiseerde bouwwerk is de vergunninghouder dan ook dé partij met het belang om kwaliteitsborging te organiseren.
De vergunninghouder kan hierbij taken delegeren, de verantwoordelijkheid echter niet. Bevoegd gezag zal bij de vergunninghouder aankloppen als niet aan de vereisten is voldaan.
Hier uit volgt dat de (beoogde) vergunninghouder er verstandig aan doet om zelf een contract met de kwaliteitsborger aan te gaan. Het anders regelen is een risico en maakt de contractuele verhoudingen onnodig complex.
Voor het bouwen van woningen onder het label GarantieWoning is het de bedoeling dat waarborginstellingen de kwaliteitsborging voor aangesloten leden gaan organiseren. Hierbij gaat de kwaliteitsborger in opdracht van de waarborginstelling werken en dus niet de vergunninghouder.
Voor het overige kunnen we de nodige varianten verwachten.
Met steeds meer geïntegreerde contracten is het aannemelijk dat het inschakelen van een kwaliteitsborger dan ook vaak via de aannemer zal worden geregeld.
Bij ‘traditionele’ contracten zal een opdrachtgever – hij die opdracht tot het bouwen geeft – veelal de partij zijn die de kwaliteitsborger inhuurt.
Slechts in een beperkt aantal gevallen zal de eindgebruiker / consument de kwaliteitsborger inschakelen.
Hoe dit precies uitpakt moeten we afwachten. Het maakt op uitvoeringsniveau eigenlijk ook niet zo heel veel uit. Het stelsel van kwaliteitsborging regelt de vereiste methodiek. Hiermee zou het niet uit moeten maken voor wie de kwaliteitsborger werkt. Voor de juridische aspecten, wie met wie op welke wijze contracteert, maakt het wel uit.
Het wordt wat spannender als kwaliteitsborgers met ruimere opdrachten aan de slag gaan. Of dat ook kan blijft, ondanks de recente zienswijze van minister Plasterk, nog onduidelijk. De minister is van mening dat controle op nakoming contract plus goed en deugdelijk werk in combinatie met wettelijke kwaliteitsborging moet kunnen. Hij acht het zelfs wenselijk. Het is aannemelijk dat de uitleg van de minister kwaliteitsborgers zal aanzetten om ruimere opdrachten kwaliteitsborging te gaan verzorgen. Het is belangrijk te onderkennen dat het een zienswijze betreft. T.z.t. zal (mogelijk) uit jurisprudentie blijken of de wet deze ruimte ook biedt.
Ottilie Laan zal binnenkort de juridische aspecten van het thema – voor wie werkt de kwaliteitsborger? – nader duiden.
Pieter Plass